15 June 2006

Een anti-ontologische blik en een vertrouwdheid met de leegte. Kunst als radicale atheïstische praxis, een inleiding tot het werk van Stijn Van Dorpe.


Piet Vanrobaeys

Een mens zou kunnen proberen om naar de wereld te kijken met een anti-ontologische blik. Dat betekent dat hij de dingen zou zien met de domheid van de registratie, als pure lege vormen die nog niet met betekenis zijn opgeladen, omdat er ook geen context voor bestaat.

En alhoewel deze oefening tot mislukken gedoemd is, en de poging om iets betekenisloos over te brengen naar mensen illusoir is omdat mensen zichzelf nu eenmaal vanuit en door de cultuur als betekenisproducerende wezens hebben geprogrammeerd, opent deze illusie een revelerend perspectief.

Een anti-ontologische houding impliceert dat geen enkel begrip op objectieve wijze kenbaar is. Niets kan erover worden gezegd dat niet context-afhankelijk is: zoals het voor mensen immers onmogelijk is om geen betekenis te produceren, zo is het voor hen evenzeer onmogelijk om zich buiten een context te begeven.

Voor de wereld betekent deze anti-ontologische blik dat geen enkel ding op zichzelf staat, dat geen enkel ding "gegeven" is. De betekenis van een ding is geen zaak van dat ding maar van mensen die het ding benoemen, in context brengen, betekenis geven. Er zijn geen natuurlijke betekenissen, betekenissen zijn attributies van mensen die dingen "betekenen", inlijven  in hun verbeeldingscontexten. Op die manier schiep de mens zich zijn wereld, de mens schiep zich zijn God, zijn schoonheid, zijn waarden en idealen, zijn kunst, kortom, zijn instanties. Al deze zijnsvormen zijn louter artificieel.
De primitieve mens was zich van deze kunstmatigheid niet bewust. Het comfort om te kunnen ontsnappen aan de afgrondelijkheid van de onwetendheid bracht hem tot de verbeeldingsstrategie die men projectie noemt. Projectie is een vorm van betekenisproductie die steunt op het transfereren van een particulier concept (vanuit het ego, het innerlijke, het zelf) naar buiten toe. Een (al dan niet problematisch) particulier concept wordt aldus geëxporteerd buiten het zelf en wordt door dat zelf beschouwd als een eigenschap van een externe instantie. Deze projectieve strategie, deze "instantiëring" of externe attributie is als een constante verbeeldingsstrategie aanwijsbaar in de cultuurgeschiedenis en omwille van het aldus geleverde mentale comfort werden en worden nog altijd oorlogen uitgevochten.

Zoals hierboven beschreven impliceert de anti-ontologische blik dat geen enkel ding contextloos op zichzelf staat maar door de mens in contexten wordt "betekend": elke betekenis is een artificieel (dwz menselijk) "construct". Elke betekenis, elke zijnsvorm dus, is toegekend, elke betekenis is mensenwerk.

Voor de kunst betekent de anti-ontologische blik dat geen enkel kunstwerk op zichzelf staat en dat de aura die vaak aan een kunstwerk wordt toegeschreven ook het resultaat is van de perceptie en verwerking bij de beschouwer. De aura is functie van de operationele (momentane) relatie tussen de verwijzingskracht en rijkdom van de kunstpropositie enerzijds en de inzetbaarheid ervan in het receptieve (perceptieve en contextuele) bestandenpotentieel van de beschouwer anderzijds.

In deze particuliere relatie tussen de perceptie en de kracht van de erop toegepaste  kunstmatigheid (de menselijke verbeelding) werkt het kunstwerk. Zonder mensen is het kunstwerk, zoals elke andere vorm, leeg.

Deze invalshoek is essentieel in de benadering van het werk van Stijn Van Dorpe. Zijn werk vertrekt inderdaad vanuit deze reflectie en vanuit het verlangen om die leegte aan te raken, de leegte die als een ultieme, niet problematische maar vertrouwen schenkende waarheid wordt gepercipieerd.

Nog specifieker concretiseert dit verlangen zich als een verlangen naar betekenisloosheid: het niet moeten volgen van de betekenisdwang waartoe de cultuur altijd weer mobiliseert. Deze betekenisloosheid benadert hij op uiteenlopende wijzen, o.m. door te focussen op het principe van de puur formele werkwijze, een (soms ontwapenend stomme, soms schaamteloos pornografische) logica waarvan hij slechts uitvoerder is. Dat daarbij als nevenproduct schoonheid kan ontstaan is geen probleem.

De onvermijdelijke verbeeldingsarbeid, de niet te vermijden menselijke kunstmatigheid, de kunstreflex die steeds weer opduikt, wordt zichtbaar gemaakt en in contrast geplaatst met de feitelijke fysische en materiële werkelijkheid: door obstakels, dingen die in de weg zitten of die zich op de één of andere manier in hun materialiteit laten zien of voelen.

Piet Vanrobaeys